Een kilo per dag?

© Roel Grit                    [Terug naar overzicht]

Jaap Grijpmeijer was het onderwijscongres ontvlucht en de man-in-het-zwarte was op zoek gegaan naar een oud stukje Rotterdam. Oude stukjes Rotterdam waren sinds de tweede wereldoorlog zeldzaam.
Hij vroeg de gerimpelde vrouw of hij naast haar op het bankje mocht zitten.  
Haastig moffelde ze twee lege glazen in haar tas die aan de de roestige rollator naast haar hing.
"Jazeker, meneer".
Hij bespeurde een lichte alcoholgeur, terwijl hij naast haar ging zitten. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes vanwege de felle zon en keek naar de boten in het haventje. Tegen het hek langs het water stond een felbeschilderde fiets waaronder een paar duiven scharrelden. Om het bankje heen liepen wel vijftig duiven zenuwachtig rond. Een grote mannetjesduif liep driftig een vluchtend vrouwtje achterna en besprong haar zo nu en dan. Duidelijk een overdaad aan hormonen.
"Ze hebben zojuist voer van me gehad" verklaarde de eigenaresse van de rollator met een onvervalst Rotterdams accent.
"Ze krijgen elke dag een een kilo voer van me".
"Een kilo? " vroeg de man. “Geeft u ze brood?”
"Nee, speciaal gekocht duivenvoer. Dat is beter dan patat en andere rotzooi die ze van straat eten."
De man zweeg. Duiven waren de opruimers van de stad.
"Ik voer ze al dertig jaar", antwoordde ze trots op een ongestelde vraag.
"Dat is dertig keer driehonderdvijfenzestig kilo duivenvoer",  rekende de zwartgeklede man hardop.
"Tjemig, dat is in al die jaren zo'n 10.000 kilo!” concludeerde hij.
“Dat is een heleboel duivenvoer; daar had je een leuk autootje voor kunnen kopen, moedertje"
"Ik heb geen rijbewijs, nooit gehad. En ik heb trouwens geen kinderen, meneer." bitste ze.
"Ieder zijn ding." sprak de man filosofisch, terwijl zijn blik op haar sleetse kleren viel.
"Je kunt je geld trouwens toch niet meenemen", filosofeerde ze terug.
"Maar, kom! Ik ga."
Ze stond langzaam op en zocht het handvat van haar rollator.
Grijpmeijer keek haar na, terwijl ze wankelend om de hoek verdween.
De zon deed nog flink haar best en hij nestelde zich op het bankje. Hij had geen zin weer terug te gaan naar de toespraken op het congres.
Hij nam vanuit zijn ooghoek iets wits waar op zijn zwarte jas en werd onverwacht fel
"Shit, hebben die verrekte vliegende ratten me op mijn nieuwe jas gescheten."

[Terug naar overzicht]