Trots op domheid - Deel 1

© Roel Grit                     [Terug naar overzicht]
Docent Jaap Grijpmeijer had een flink deel van zijn vroege jeugd doorgebracht in de 60'er jaren van de vorige eeuw. Jaap was van eenvoudige afkomst en woonde in een keurig rijtjeshuis in een grijze buurt. Vader en moeder Grijpmeijer waren netjes getrouwd. Scheiden deed men in die tijd niet want dat mocht niet van de kerk. Kortom, de oosterse keuken was nog niet ontdekt en men leefde in een constante walm van spruitjeslucht.
De ouders van Jaap hadden het voor die tijd redelijk goed, maar niet echt breed. Volgens de overvloedig aanwezige normen en waarden van die tijd gold: meisje getrouwd, baantje kwijt. Dus vader was in zijn eentje kostwinner. Jaap herinnerde zich nog dat de melkboer langs kwam, evenals de schillenboer, de visboer en jaarlijks de kolenboer. Waarom deze lieden collectief 'boer' werden genoemd, was hem altijd onduidelijk gebleven.

Het was ook de tijd dat kinderen nummerborden van auto's verzamelden. Gewapend met een kladblokje en de zojuist uitgevonden en hevig vlekkende Bic-balpen zaten Jaap en zijn vriendjes langs de klinkerweg te wachten op eenzame auto's. Het toenmalige Nederlandse autopark bestond uit markante merken zoals Bedford, Vauxhall, DKW, Ford Anglia, Volkswagen Kever, Goggomobiel en zelfs een 'laagvliegende' Messerschmidt. Dit autootje leek op een vleugelloos vliegtuigje en werd geproduceerd door een Duits bedrijf dat in de tweede wereldoorlog berucht was door - inderdaad - het bouwen van oorlogsvliegtuigen. De autootjes waren pruttelende karretjes die met terugwerkende kracht piepklein waren, veel herrie maakten en bijzonder stonken. Niemand die zich daar toen aan stoorde, want het milieu bestond nog niet.

Met veel geluk kon je de elegantie van de plaatselijke, lichtpaarse Chevrolet Impala waarnemen. Hij moest nog wel eens terugdenken aan zijn auto-nummer-borden-verzamel-woede als hij weer eens stil in de file stond.

Het was ook het tijdsgewricht van de eerste straaljagers die zich nog niet gehinderd door geluidsnormen met een geweld knal door de geluidsbarrière boorden. De koude oorlog was in volle gang.

Jaap was in die tijd een Grijpmeijertje van slechts 12 jaar. Sigaretten waren nog niet kankerverwekkend en stonden tijdens een verjaardagsfeestje van zijn ouders uitnodigend op tafel, netjes naast elkaar rechtop in een glas. Er was bij deze uitspattingen van vreugd een keurige scheiding der geslachten: mannen zaten in een wolk rook op gemakkelijke stoelen bij de salontafel, terwijl de vrouwen veroordeeld waren tot keiharde eetkamerstoelen bij de hoge tafel. Vrouwen 'dronken' een advocaatje met slagroom of lepelden een vruchtenbowl, terwijl mannen vieux – toen nog een 'Cognac' genoemd – of een klare jenever achterover sloegen.
De gespreksonderwerpen waren per tafel duidelijk afgebakend en werden voornamelijk bepaald door het geslacht van de sprekers. De emancipatie had nog niet toegeslagen en verjaardagsrituelen van familie waren voor een kind bepaald niet feestelijk.
Eén van zo'n saaie verjaardag had - achteraf - een behoorlijke invloed op hem gehad, herinnerde hij zich.

Jaap zat een beetje verloren tussen mannen- en vrouwentafels op een kruk: hij hoorde als jongetje beslist niet bij de vrouwen, maar door zijn leeftijd ook niet bij de mannen. Stilletjes luisterde hij naar de onderuitgezakte mannen. Oom Jan was een echte boer en had niet alleen koeien, maar deed ook aan landbouw. De agrariër had een 'gemend bedrijf', had hij op school geleerd. Allerlei gespreksonderwerpen kwamen voorbij, zoals de dure nieuw aangeschafte trekker, de veel te lage prijs van graan, het enorme melkoverschot, de moeilijke bevalling van Klaziena 14 en de veel te hoge belastingen. Ja, ome Jan was een vrolijke boer en een optimistische levensgenieter!
Op zeker moment bracht Pa Grijpmeijer de politiek ter sprake, maar snel kapte oom Jan dit onderwerp af met de woorden: "Doar bint wie boer'n te dom veur".
Bij nog een aantal interessante onderwerpen die ter sprake kwamen, sprak zijn oom telkens dezelfde tekst.
Aangezien kleine Jaap een weetgierig jochie was, verbaasde hij zich mateloos hierover.
Deze man was dom en was er ook nog trots op! Hoe kon je nou trots op je eigen domheid zijn!
Jonge Jaap beloofde zichzelf: "hij zou er in zijn leven er alles aan doen om niet dom gevonden te worden!"

Hij ging nog net naar de 'lagere school', maar stond op het punt carrière te maken op de HBS, de ouderwetse Hogere Burgerschool.
Jaap wilde beslist een hogere burger worden - misschien zelfs wel schoolmeester of leraar - en hij zou boer Jan een hem welbekend poepje laten ruiken!

[wordt vervolgd]

[Terug naar overzicht]